drum
Nederlands
![](../I/m/2006-07-06_snare_14.jpg)
[2] drum
Woordafbreking
- drum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘slaginstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1934 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drum | drums |
verkleinwoord | drummetje | drummetjes |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
drummen |
drum
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drummen
- Ik drum.
- gebiedende wijs van drummen
- Drum!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van drummen
- Drum je?
Gangbaarheid
- Het woord drum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'drum' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.