driehonderdenzestig

Nederlands

0360
driehonderdenzestig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • drie·hon·derd·en·zes·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

driehonderdenzestig

  1. "360", langere vorm van driehonderdzestig, driehonderd plus zestig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft driehonderdenzestig euro en vijftig cent opgebracht. 
    1. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot driehonderdenzestig. 
Synoniemen
  • driehonderdzestig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "driehonderdenzestig" wordt zelden gebruikt)[1][2]
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

  • driehonderdenzestigste

hooftelwoord samengesteld met "driehonderdenzestig" ht als linkerdeel

  • driehonderdenzestigduizend

Gangbaarheid

  • Het woord 'driehonderdenzestig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.