doende

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • doen·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling doen

Bijvoeglijk naamwoord

doende

  1. tijdens het doen, tijdens het werken
    • Hij hengelde de een na de ander binnen: in een bestek van tien ronden rukte hij op van de vijftiende naar de zesde plaats en reed al doende de snelste tijden van iedereen. [1] 
Hyponiemen
  • dusdoende, neringdoende, weldoende, zodoende
Uitdrukkingen en gezegden
  • Al doende leert men.
het is niet omdat je geen ervaring in iets hebt, dat je het niet moet proberen; door iets zelf te doen leert men dat het best

Werkwoord

vervoeging van
doen

doende

  1. verbogen vorm van het onvoltooid deelwoord van doen

Gangbaarheid

  • Het woord doende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. 13 november 2016 NRC Jules Seegers
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.