doende
Nederlands
Woordafbreking
- doen·de
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling doen
Bijvoeglijk naamwoord
doende
- tijdens het doen, tijdens het werken
- Hij hengelde de een na de ander binnen: in een bestek van tien ronden rukte hij op van de vijftiende naar de zesde plaats en reed al doende de snelste tijden van iedereen. [1]
Hyponiemen
- dusdoende, neringdoende, weldoende, zodoende
Uitdrukkingen en gezegden
- Al doende leert men.
het is niet omdat je geen ervaring in iets hebt, dat je het niet moet proberen; door iets zelf te doen leert men dat het best
Gangbaarheid
- Het woord doende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'doende' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- 13 november 2016 NRC Jules Seegers
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.