dizzy

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dizzy    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɪzi/
Woordafbreking
  • diz·zy
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen dizzydizzyerdizzyst
verbogen --dizzyste
partitief dizzy'sdizzyers-

Bijvoeglijk naamwoord

dizzy

  1. duizelig, tijdelijk minder helder van geest of zeker in je bewegingen
    • Al die jongens rond Dylan wilden met haar naar bed, en als ze eens nee zei, stopten ze haar net zo lang vol drugs tot haar ‘nee’ vanzelf een dizzy ‘ja’ werd. [3]

Gangbaarheid

  • Het woord dizzy staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
66 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudengelse dysig.
stellend vergrotend overtreffend
dizzydizzierdizziest

Bijvoeglijk naamwoord

dizzy

  1. duizelig
  2. duizelingwekkend
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.