demaskeerde
Nederlands
Woordafbreking
- de·mas·keer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
demaskeren |
demaskeerde
- enkelvoud verleden tijd van demaskeren
- Ik demaskeerde.
- Jij demaskeerde.
- Hij, zij, het demaskeerde.
- Ik demaskeerde.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.