declameer
Nederlands
Woordafbreking
- de·cla·meer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
declameren |
declameer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van declameren
- Ik declameer.
- gebiedende wijs van declameren
- Declameer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van declameren
- Declameer je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.