dateer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • da·teer

Werkwoord

vervoeging van
dateren

dateer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dateren
    • Ik dateer. 
  2. gebiedende wijs van dateren
    • Dateer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dateren
    • Dateer je? 


Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
dateer
gedateer
volledig

Werkwoord

dateer

  1. dateren
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.