copuleerden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·pu·leer·den

Werkwoord

vervoeging van
copuleren

copuleerden

  1. meervoud verleden tijd van copuleren
    • Wij copuleerden. 
    • Jullie copuleerden. 
    • Zij copuleerden. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.