conifeer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ni·feer
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘naaldboom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1863 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord conifeer coniferen
verkleinwoord conifeertje conifeertjes

Zelfstandig naamwoord

conifeer m

  1. (plantkunde) een tot de Coniferae , een groep ruim zeshonderd soorten naaktzadigen behorende houtige plant of boom
    • De meeste coniferen zijn naaldbomen die bladhoudend zijn, maar sommige soorten verliezen 's winters hun naalden. 

Gangbaarheid

  • Het woord conifeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.