conifeer
Nederlands
Woordafbreking
- co·ni·feer
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘naaldboom’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1863 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | conifeer | coniferen |
verkleinwoord | conifeertje | conifeertjes |
Zelfstandig naamwoord
conifeer m
- (plantkunde) een tot de Coniferae
, een groep ruim zeshonderd soorten naaktzadigen behorende houtige plant of boom
- De meeste coniferen zijn naaldbomen die bladhoudend zijn, maar sommige soorten verliezen 's winters hun naalden.
Gangbaarheid
- Het woord conifeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'conifeer' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.