confisqueert
Nederlands
Woordafbreking
- con·fis·queert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
confisqueren |
confisqueert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confisqueren
- Jij confisqueert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van confisqueren
- Hij confisqueert.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van confisqueren
- Confisqueert!
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.