concipiëren
Nederlands
Woordafbreking
- con·ci·pië·ren, con·ci·pi·eren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘ontwerpen’ voor het eerst aangetroffen in 1442 [1]
- afgeleid van het Latijnse concipere (met het voorvoegsel con-) met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
concipiëren |
concipieerde |
geconcipieerd |
zwak -d | volledig |
Gangbaarheid
- Het woord concipiëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'concipiëren' herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.