componeer
Nederlands
Woordafbreking
- com·po·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
componeren |
componeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van componeren
- Ik componeer.
- gebiedende wijs van componeren
- Componeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van componeren
- Componeer je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.