commuteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·mu·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse commuter (met het voorvoegsel com- met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
commuteren
commuteerde
gecommuteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

commuteren [1]

  1. verwisselen, van richting veranderen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord commuteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.