coïncideren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • co·in·ci·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
coïncideren
coïncideerde
gecoïncideerd
zwak -d volledig

Werkwoord

coïncideren

  1. absoluut samenvallen in ruimte of tijd
    • Zijn aftreden coïncideerde met het optreden van een zware aardbeving. 
  1. overgankelijk het samenvallen in ruimte of tijd vaststellen
    • Samen vormen deze oscilloscopen - ongeacht hun plaats op de aarde - één grote detector doordat de signalen gecoïncideerd kunnen worden. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord coïncideren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.