ciseleerden

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ci·se·leer·den

Werkwoord

vervoeging van
ciseleren

ciseleerden

  1. meervoud verleden tijd van ciseleren
    • Wij ciseleerden. 
    • Jullie ciseleerden. 
    • Zij ciseleerden. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.