chantoir
Nederlands
Woordafbreking
- chan·toir
Woordherkomst en -opbouw
- Overgenomen van het Franse woord chantoir
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chantoir | chantoires |
verkleinwoord | chantoirtje | chantoirtjes |
Zelfstandig naamwoord
chantoir v / m
- (aardrijkskunde) gat, holte, put waarin een beek stroomt en in de grond verdwijnt.
Frans
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Waalse tchantwêre (kloof waar een stroom verdwijnt), van het Latijnse cantare (zingen)
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
chantoir | le chantoir | chantoirs | les chantoirs |
Zelfstandig naamwoord
chantoir m
- (aardrijkskunde) chantoir; gat, holte, put waarin een beek stroomt en in de grond verdwijnt.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.