brouilleren
Nederlands
Woordafbreking
- brouil·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onenig maken’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
- afgeleid van het Franse brouiller (met het achtervoegsel -eren) [2]
[3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
brouilleren |
brouilleerde |
gebrouilleerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
brouilleren
- in ruzie zijn, elkaar niet meer willen zien
- Zij waren met elkaar gebrouilleerd.
- (van weer) nevelig zijn
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord brouilleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'brouilleren' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.