bravoure
Nederlands
Woordafbreking
- bra·vou·re
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zelfverzekerdheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1780 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bravoure | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bravoure v/m
- (gespeelde) durf, dapperheid
- Met meer bravoure dan kunde wist hij iedereen te overtuigen.
Gangbaarheid
- Het woord bravoure staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bravoure' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.