braccio
Italiaans
Woordafbreking
- brac·cio
Woordherkomst en -opbouw
- Van het Latijnse bracchium, een ontlening aan het Oudgriekse βραχίων (brakhiōn).
enkelvoud | meervoud |
---|---|
il braccio | le braccia |
Zelfstandig naamwoord
braccio m
- «Infilò un braccio nell'apertura.»
- Hij stak een arm in de opening.
- «Infilò un braccio nell'apertura.»
- «Il cane gli saltò in braccio.»
- De hond sprong in zijn armen.
- «Il cane gli saltò in braccio.»
- «Prese il bimbo tra le braccia.»
- Hij nam het kind in zijn armen.
- «Prese il bimbo tra le braccia.»
- vadem
- «Le braccia venivano utilizzate per la misura delle profondità marine.»
- Vadems werden gebruikt om de diepte van de zee te meten.
- «Le braccia venivano utilizzate per la misura delle profondità marine.»
enkelvoud | meervoud |
---|---|
il braccio | i bracci |
Zelfstandig naamwoord
braccio m
- «Durante il Cenozoico, un braccio del mare Adriatico sommergeva l'intera pianura padana.»
- Tijdens het Cenozoïcum bevloeide een arm van de Adriatische Zee heel de Povlakte.
- «Durante il Cenozoico, un braccio del mare Adriatico sommergeva l'intera pianura padana.»
- arm van een kandelaar
- «Il lume aveva un braccio spento.»
- Een arm van de kandelaar was uitgegaan.
- «Il lume aveva un braccio spento.»
- «Cambiò le lampade a tutti i bracci.»
- Hij verving de lampen aan alle armen.
- «Cambiò le lampade a tutti i bracci.»
Afgeleide begrippen
- abbraccio, avambraccio, braccetto, bracciata, bracciatura, bracciolo, lira da braccio
Hyponiemen
- bicipite, gomito, tricipite
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.