braakt
Nederlands
Woordafbreking
- braakt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
braken |
braakt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van braken
- Jij braakt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van braken
- Hij braakt.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van braken
- Braakt!
vervoeging van |
---|
breken |
braakt
- gij-vorm verleden tijd van breken
- Gij braakt.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.