bonken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bon·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hard tegen iets stoten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1844 [1]
  • In de betekenis van ‘geslachtsgemeenschap hebben’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1988 [1]

Zelfstandig naamwoord

bonken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bonk
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bonken
bonkte
gebonkt
zwak -t volledig

Werkwoord

bonken

  1. inergatief een dof stotend geluid voortbrengen door hard ergens tegenaan te slaan
    • Geërgerd door het feestgedruis bonkte hij tegen de muren. 

Gangbaarheid

  • Het woord bonken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.