bonken
Nederlands
Woordafbreking
- bon·ken
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
bonken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord bonk
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bonken |
bonkte |
gebonkt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
bonken
- inergatief een dof stotend geluid voortbrengen door hard ergens tegenaan te slaan
- Geërgerd door het feestgedruis bonkte hij tegen de muren.
Gangbaarheid
- Het woord bonken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bonken' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.