bloesem
Nederlands
Woordafbreking
- bloe·sem
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bloem waaruit zich later een vrucht ontwikkelt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bloesem | bloesems |
verkleinwoord | bloesempje | bloesempjes |
Zelfstandig naamwoord
bloesem m
- het bloemengeheel van een vruchtboom
- De aanhoudende koude bedreigt de bloesems van Limburgse appelbomen.
Verwante begrippen
- bloesemgeur, bloesemtak, bloesemtocht
Gangbaarheid
- Het woord bloesem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bloesem' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.