blakeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bla·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zengen’ voor het eerst aangetroffen in 1415 [1]
  • Een frequentatieve vorm van blaken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
blakeren
blakerde
geblakerd
zwak -d volledig

Werkwoord

blakeren

  1. overgankelijk, (scheepvaart) het hout van een scheepswand blootstellen aan vuur om het te bevrijden van wormvraat
    • Als onderdeel van het onderhoud blakerden zij het schip. 
  1. overgankelijk oppervlakkig verkolen door blootstelling aan vuur
    • De stammen van deze bomen zijn nog geblakerd door de bosbrand die hier twee jaar geleden woedde. 

Gangbaarheid

  • Het woord blakeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.