blakeren
Nederlands
Woordafbreking
- bla·ke·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zengen’ voor het eerst aangetroffen in 1415 [1]
- Een frequentatieve vorm van blaken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
blakeren |
blakerde |
geblakerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
blakeren
- overgankelijk, (scheepvaart) het hout van een scheepswand blootstellen aan vuur om het te bevrijden van wormvraat
- Als onderdeel van het onderhoud blakerden zij het schip.
- overgankelijk oppervlakkig verkolen door blootstelling aan vuur
- De stammen van deze bomen zijn nog geblakerd door de bosbrand die hier twee jaar geleden woedde.
Gangbaarheid
- Het woord blakeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'blakeren' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.