bink
Nederlands
Woordafbreking
- bink
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Romani, in de betekenis van ‘Bargoens: man’ voor het eerst aangetroffen in 1731 [1]
- Bargoens, oorspronkelijk uit een zigeunertaal. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bink | binken |
verkleinwoord | binkje | binkjes |
Gangbaarheid
- Het woord bink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bink' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.