bijloop
Nederlands
Woordafbreking
- bij·loop
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bijlopen |
bijloop
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijlopen
- ... dat ik bijloop.
Gangbaarheid
- Het woord 'bijloop' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bijloop' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.