bijharken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bij·har·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

bijharken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bijharken
harkte bij
bijgeharkt
zwak -t volledig
  1. iets met een hark opruimen
    • Hij heeft de tuin bijgeharkt. 

Gangbaarheid

  • Het woord bijharken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.