bibber

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bibĀ·ber

Werkwoord

vervoeging van
bibberen

bibber

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bibberen
    • Ik bibber. 
  2. gebiedende wijs van bibberen
    • Bibber! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bibberen
    • Bibber je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bibber staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.