beteugelt
Nederlands
Woordafbreking
- be·teu·gelt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beteugelen |
beteugelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beteugelen
- Jij beteugelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beteugelen
- Hij beteugelt.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van beteugelen
- Beteugelt!
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.