besteding
Nederlands
Woordafbreking
- be·ste·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | besteding | bestedingen |
verkleinwoord | bestedinkje | bestedinkjes |
Zelfstandig naamwoord
besteding v
- (economie) het uitgeven van geld of andere middelen
- Zijn wekelijkse besteding aan koffie bedraagt 30 euro.
- het gebruik of aanwenden.
- Zijn besteding van de uren die hij nog had waren zeer effectief.
Hyponiemen
- bovenbesteding, dagbesteding, onderbesteding, overbesteding, tijdbesteding, tijdsbesteding, vrijetijdsbesteding
Afgeleide begrippen
- bestedingsbeperking, bestedingsinflatie, bestedingsnota, bestedingspakket, bestedingspatroon, bestedingspolitiek
Gangbaarheid
- Het woord besteding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'besteding' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.