besnaar

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·snaar

Werkwoord

vervoeging van
besnaren

besnaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besnaren
    • Ik besnaar. 
  2. gebiedende wijs van besnaren
    • Besnaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van besnaren
    • Besnaar je? 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.