beschenken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·schen·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beschenken
beschonk
beschonken
klasse 3 volledig

Werkwoord

beschenken

  1. overgankelijk iemand ~ met: aan iemand een schenking doen toekomen
    • Keizer Alexander I van Rusland beschonk hem met het grootkruis van St. Andries 
  1. overgankelijk van alcoholische drank voorzien
    • Men beschonk mij, ik werd beschonken, en daarna was de zaak snel beklonken. 
  1. wederkerend zich ~ zich dronken voeren
    • Want ik beschonk me met je zoete tranen, maar geen kroeg schenkt mij vannacht de drank. 

Gangbaarheid

  • Het woord beschenken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.