benut

• Geluid:  benut    (hulp, bestand)

• be·nut

• vervoeging van benutten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel

benut

1. enkelvoud tegenwoordige tijd van benutten
2. gebiedende wijs van benutten
3. voltooid deelwoord van benutten

benut voltooid deelwoord van benutten

1. vormt de voltooide tijden

1. • Hij heeft zijn kans benut. 

1. vormt de lijdende vorm

1. • De bestaande wetgeving wordt niet ten volle benut. 

1. • De ruimte in deze kamer wordt optimaal benut. 

1. • De coupons kunnen uitsluitend benut worden tijdens de openingstijden. 

1. attributief gebruikt

1. • Het team kwam na rust gelijk door een benutte strafschop. 

1. als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt

1. • Elke ruimte is benut. 

1. • Het volledige subsidiebedrag is benut om het project van de grond te krijgen.