belegger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·leg·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van de stam van beleggen met het achtervoegsel -er.
enkelvoud meervoud
naamwoord belegger beleggers
verkleinwoord (beleggertje) (beleggertjes)

Zelfstandig naamwoord

belegger m

  1. (economie) iemand die geld belegt, geld vastlegt in effecten of goederen, in de verwachting hier later winst mee te maken
    • Het grootste deel van de aandelen van het bedrijf is in handen van institutionele beleggers. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • beleggerij
  • beleggersblad
  • beleggersclub
  • beleggersfront
  • beleggersgroep
  • beleggerskringen
  • beleggersmarkt
  • beleggersprofiel
  • beleggerspubliek
  • beleggersvereniging
  • beleggersvertrouwen
  • beleggerswereld
  • beleggerszijde
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord belegger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.