beleed
Nederlands
Woordafbreking
- be·leed
Werkwoord
vervoeging van |
---|
belijden |
beleed
- enkelvoud verleden tijd van belijden
- Ik beleed.
- Jij beleed.
- Hij, zij, het beleed.
- Ik beleed.
Gangbaarheid
- Het woord beleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beleed' herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.