beklimmen
![](../I/m/Koninginnedag_2011_Eefde.jpg)
beklimmen van de zeepbaan op Koninginnedag
Nederlands
Woordafbreking
- be·klim·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beklimmen |
beklom |
beklommen |
klasse 3 | volledig |
Werkwoord
beklimmen
- overgankelijk naar de top van iets, zoals een berg, klimmen
- De Everest wordt nu door velen beklommen, maar zal niet ophouden ook slachtoffers te eisen.
- Nemo maakte van de gelegenheid gebruik om de trappen van het bordes te beklimmen en ging op de verhoging staan die net door de Groenoor in de steek was gelaten.[1]
Vertalingen
1. naar de top van iets, zoals een berg, klimmen
Gangbaarheid
- Het woord beklimmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beklimmen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.