beitsen
Nederlands
Woordafbreking
- beit·sen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘kleuren met beits’ voor het eerst aangetroffen in 1892 [1]
- afgeleid van beits met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beitsen |
beitste |
gebeitst |
zwak -t | volledig |
Gangbaarheid
- Het woord beitsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beitsen' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.