beitelde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bei·tel·de

Werkwoord

vervoeging van
beitelen

beitelde

  1. enkelvoud verleden tijd van beitelen
    • Ik beitelde. 
    • Jij beitelde. 
    • Hij, zij, het beitelde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.