beieren
Nederlands
Woordafbreking
- bei·e·ren
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
beieren [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beieren |
beierde |
gebeierd |
zwak -d | volledig |
- luid luiden van een of meer klokken
- Toen begonnen de klokken van de Gedächtniskirche te beieren. „Gaan die altijd zo hard?, vroeg ik die vrouw. Ja, dat was zo, want er begon een dienst. Daar ben ik toen naartoe gegaan.” De vrachtwagen miste hem daardoor. [4]
Gangbaarheid
- Het woord beieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beieren' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "beieren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- beieren op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Frank Vermeulen 20 december 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.