beduimel
Nederlands
Woordafbreking
- be·dui·mel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beduimelen |
beduimel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beduimelen
- Ik beduimel.
- gebiedende wijs van beduimelen
- Beduimel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beduimelen
- Beduimel je?
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.