bassin
![]() |
![](../I/m/Partal_pavilion_bassin_detail_1_edit.jpg)
vijver of bassin
Nederlands
Woordafbreking
- bas·sin
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘waterbekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bassin | bassins |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
bassin o
- bekken met een ondoorlaatbare bodem waarin water opgelagen kan worden
- Het bassin moet weer schoongemaakt worden.
Vertalingen
1. bekken met een ondoorlaatbare bodem waarin water opgelagen kan worden
Gangbaarheid
- Het woord bassin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bassin' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.