bandageerde

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·da·geer·de

Werkwoord

vervoeging van
bandageren

bandageerde

  1. enkelvoud verleden tijd van bandageren
    • Ik bandageerde. 
    • Jij bandageerde. 
    • Hij, zij, het bandageerde. 
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.