autoreed
Nederlands
Woordafbreking
- au·to·reed
Werkwoord
vervoeging van |
---|
autorijden |
autoreed
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van autorijden
- ... dat ik autoreed.
- ... dat jij autoreed.
- ... dat hij, zij, het autoreed.
- ... dat ik autoreed.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.