ariër
Nederlands
![]() |
Woordafbreking
- ari·ër
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van de naam van een Indo-Europeaans volk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ariër | ariërs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
ariër
- een blanke die geen Jood is (volgens de nationaal-socialisten)
- Schmidt werd in december 1918 kort na het einde van de Eerste Wereldoorlog geboren in Hamburg als zoon van een leraar en een kunstzinnige moeder. Zijn vader was kind van een ongehuwde moeder en een joodse vader. Dat laatste bleef lang onbekend. Hij kon zelfs een ‘ariër-verklaring’ overleggen toen hij in 1942 trouwde met zijn middelbare schoolliefde Hannelore (Loki) Glaser. Zo’n verklaring was in het naziregime bewijs van ‘raszuiverheid’.[1]
Gangbaarheid
- Het woord ariër staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ariër' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- NRC Frank Vermeulen 11 november 2015
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.