argumenteerden
Nederlands
Woordafbreking
- ar·gu·men·teer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
argumenteren |
argumenteerden
- meervoud verleden tijd van argumenteren
- Wij argumenteerden.
- Jullie argumenteerden.
- Zij argumenteerden.
- Wij argumenteerden.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.