apr
Nederlands
Woordafbreking
- apr
Woordherkomst en -opbouw
- (verkorting) van het Nederlandse zelfstandige naamwoord april
Zelfstandig naamwoord
apr m
- (afkorting) vierde kalendermaand, april
- «Gesloten: 5 apr 2011 en 19 apr 2011.»
- Op 5 en 19 april 2011 gesloten.
- «Gesloten: 5 apr 2011 en 19 apr 2011.»
Opmerkingen
- Echte afkortingen worden als regel met een punt geschreven: apr., maar in opsommingen waar uit de context al duidelijk is dat het om de naam van een maand gaat is het gebruikelijk om de punt weg te laten[1].
Verwijzingen
- Afkortingen van de namen van de maanden op website: taaladvies.net; geraadpleegd 2016-10-25
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.