appreteerde
Nederlands
Woordafbreking
- ap·pre·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
appreteren |
appreteerde
- enkelvoud verleden tijd van appreteren
- Ik appreteerde.
- Jij appreteerde.
- Hij, zij, het appreteerde.
- Ik appreteerde.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.