aimabel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ai·ma·bel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beminnelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1777 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen aimabelaimabeleraimabelst
verbogen aimabeleaimabelereaimabelste
partitief aimabelsaimabelers-

Bijvoeglijk naamwoord

aimabel

  1. aardig
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aimabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.