afzwering
Nederlands
Woordafbreking
- af·zwe·ring
Zelfstandig naamwoord
afzwering v [1]
- het plechtig beloven iets niet meer te doen of te geloven
- Het regime van Bâville, de intendant van de koning in de regio, is genadeloos. Het minste of geringste, het zingen van een psalm bijvoorbeeld, kan je martelingen, eenzame opsluiting of de doodstraf opleveren. Wat dat betreft is het niet anders dan in Noord-Korea nu. Salgas is met zijn afzwering een zogeheten „nieuwbekeerde” geworden: uiterlijk rooms-katholiek, maar in zijn hart nog protestants. [2]
- het op een plechtige manier afstand doen van een eerdere belofte
- De afzwering van Filips II in het plakkaat trekt weliswaar de meeste aandacht, erkende Donner. Maar de échte reden voor de beslissing de oude vorst te verlaten, was omdat de Staten-Generaal een nieuwe landsheer hadden aanvaard: de Franse hertog van Anjou. [3]
Gangbaarheid
- Het woord afzwering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afzwering' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad Esther Karels-Boonzaaijer 04-10-2017 Baron van Salgas kwam op galeischip terecht
- Reformatorisch Dagblad Kees de Groot 27-07-2018 Donner: Hang onafhankelijkheid Nederland niet op aan Plakkaat van Verlatinghe
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.