afwisselde
Nederlands
Woordafbreking
- af·wis·sel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afwisselen |
afwisselde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afwisselen
- ... dat ik afwisselde.
- ... dat jij afwisselde.
- ... dat hij, zij, het afwisselde.
- ... dat ik afwisselde.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.