afwachtend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afwachtend    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ɑfˈʋɑχtənt/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɑfˈʋɑxtənt/
Woordafbreking
  • af·wach·tend

Werkwoord

vervoeging van
afwachten

afwachtend

  1. onvoltooid deelwoord van afwachten
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen afwachtendafwachtenderafwachtendst
verbogen afwachtendeafwachtendereafwachtendste
partitief afwachtendsafwachtenders-

Bijvoeglijk naamwoord

afwachtend

  1. observerend maar niet handelend
    • - ` Waar ga jij kerst vieren?' vraagt mijn kapster geroutineerd. In de spiegel zie ik haar afwachtende gezicht, blijkbaar wordt dit hét thema tijdens deze knipbeurt, dus ik kan me er niet met een gemompeld antwoord van afmaken. Bovendien heb ik een hardnekkig soort overtuigingsdrang sinds ik mij voornam om schaamteloos en onverschrokken te leven, dus ik leg uit dat ik atheïst ben en geen kerst vier.[1] 
Synoniemen

Verwijzingen

  1. Zwagerman, Marianne Leven als Jarmund ISBN 978-90-214-5595-2 pagina 15


Gangbaarheid

  • Het woord afwachtend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.